De toren, die bijna twintig meter hoog oprijst, staat enigszins afgelegen ten zuidwesten van de kerk. Dit opmerkelijke bouwwerk heeft een bescheiden acht meter in het vierkant en werd enigszins later opgetrokken dan de kerk zelf, ergens rond het jaar 1500. In de vroege jaren van deze eeuw werd het sierlijke open spitsje verwijderd en werden de sluitgevels van het zadeldak vernieuwd. De muren zijn indrukwekkend 1.40 meter dik. Een sierlijke holle waterlijst splitst de eenvoudige romp in twee delen, waarbij in de bovenste sectie de karakteristieke galmgaten zich bevinden.
Binnenin de toren bevinden zich op de begane grond talrijke nisjes met sierlijke spitsbogen. Het is mogelijk dat deze ruimte een liturgische functie diende en dat de nisjes bedoeld waren voor het plaatsen van kaarsen. De zuidmuur herbergt een haardplaats. Het gewelf is gereconstrueerd tijdens de laatste restauratie. De bovenverdieping was en is nog steeds alleen bereikbaar via een buitentrap. Deze ruimte diende ongetwijfeld als schuilplaats vanwege zijn defensieve karakter.
Op de bovenverdieping bevindt zich in de zuidmuur een royale spitsbogige nis met een decoratief kraalprofiel, die in vroegere tijden dienstdeed als haardplaats. Zowel in de zuid- als noordmuur zijn kloostervensters aangebracht, terwijl het venster aan de westzijde is dichtgemetseld. De oostmuur bevat enkele smalle raamspeten.
De klokkenstoel heeft ruimte voor drie luidklokken. Historische verslagen vermelden dat in 1651 een bedrag van 370 gulden werd betaald aan een klokgieter. Het lot van deze klok is echter onbekend. In het begin van de 18e eeuw (1714 en 1716) goot Titie Goossens twee nieuwe klokken, gevolgd door Claudius Fremy zeventig jaar later (1784) voor de derde klok. De tweede klok van Goossens, die oorspronkelijk in de dakruiter van de toren hing, werd aan het begin van de 20e eeuw (1917) verplaatst naar de toren van de toenmalige openbare school. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verdwenen de twee overgebleven klokken. Na de oorlog werd een nieuwe luidklok in het midden van de klokkenstoel gehangen.
“Tijdens de Tweede Wereldoorlog verdwenen de twee overgebleven klokken. Na de oorlog werd een nieuwe luidklok in het midden van de klokkenstoel gehangen.“
De klok in de dakruiter keerde bij de laatste restauratie terug van de openbare school. Tegen het einde van de 18e eeuw kregen de kerkvoogden van de stad Groningen opdracht om een klokluider aan te stellen.